De vraag wat daltononderwijs is en wat er in het daltononderwijs anders is dan in andere traditionele vernieuwingsscholen zoals Montessori, Jenaplan, Freinet en de Vrije School is begrijpelijk, maar niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Parkhurst zelf vertelde wat daltononderwijs allemaal niet is: ‘Dalton is no method, no system, it’s an influence!’: geen methode, geen systeem, maar een beïnvloeding.

Een veel geciteerde andere omschrijving van daltononderwijs, die afkomstig is van Parkhursts vriendin Dorothy Luke, is misschien nog wel vager: ‘Dalton is a way of life!’. De ‘roots’ van het daltononderwijs liggen in het Amerika van het begin van de twintigste eeuw. Miljoenen immigranten kwamen in die tijd in de haven van New York aan op zoek naar werk, geluk en een nieuw bestaan in dit uitgestrekte land. Het waren pioniers, praktisch ingestelde mensen, gericht op overleven en het opbouwen van een bestaan.

Het Amerika van die tijd heeft een schreeuwende behoefte aan beter opgeleide mensen. Het gebrek aan schoolgebouwen, aan goed opgeleid personeel en de enorme groei van de bevolking maken dat er een klassikaal onderwijssysteem ontstaat dat zich kenmerkt door stilzit- en luisteronderwijs.

Parkhurst ondergaat dit ‘demotiverende luisteronderwijs’, zoals ze het zelf noemt, zelf ook. Maar als ze op zeventienjarige leeftijd zelf voor de klas staat, wil ze het ‘allemaal anders’ doen. Parkhurst experimenteert en zoekt een vorm om te individualiseren en te differentiëren, waarbij kinderen in vrijheid zelfstandig aan het werk kunnen zijn en zich niet hoeven te vervelen doordat ze voortdurend op de leerkracht of op elkaar moeten wachten.

Ze laat de vijf rijen, in de vloer vastgezette, schoolbanken losschroeven en zet de banken bijeen in tafelgroepen, die ze als themahoeken – voor elk vak een hoek – inricht. De leerlingen kunnen er zelfstandig aan hun taak werken. Voor jongere kinderen zijn er weektaken, voor oudere kinderen maandtaken met twintig werkeenheden per vak per maand. Parkhurst doorbreekt daarmee het voorgeschreven lesrooster. De kinderen krijgen een portie schoolwerk, dat ze als hùn taak, hùn werk aanvaarden, zoals ook vaders en moeders hun werk hebben en naar hun werk gaan. De kinderen moeten voor de taak zelf een planning maken.

En zoals het ook in het echte leven gebeurt, mogen de leerlingen elkaar en de leerkracht om hulp vragen als ze er even niet uitkomen. Parkhurst zet de oudere leerlingen in als monitoren voor de jongere. Bovendien maakt ze de kinderen verantwoordelijk voor de orde en discipline in het klaslokaal. Zelf bereidt ze de taken van de leerlingen voor en geeft ze individuele en groepslessen.

Bij de verdere ontwikkeling van haar Dalton Plan zal Parkhurst dit basismodel van werken, zoals ze dat in 1904 in Waterville al uitprobeerde, verder perfectioneren. Op grotere scholen dan het eenmansschooltje in Waterville vervangt ze het werken in themahoeken in de klas door het werken in gespecialiseerde vaklokalen.

Parkhurst was geen groot theoreticus of onderwijsfilosoof. Ze was praktisch en pragmatisch, in de lijn van de Amerikaanse pioniers. Nergens heeft zij het over haar filosofie. Slechts zijdelings schetst ze een toekomstvisie op mens en maatschappij. Ook haar onderwijsideeën zijn daarom praktisch en pragmatisch.

Het Dalton Plan is per definitie ook flexibel en niet voorschrijvend. Daltononderwijs moet volgens Parkhurst te modificeren zijn naar de omstandigheden van een school en naar het oordeel van de leerkrachten.

Parkhurst wil van kinderen mensen maken die onbevreesd in het leven staan, vol van zelfvertrouwen, creatief, initiatiefrijk, sociaal en die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. ‘Fearless human beings’ is de wat ouderwetse term die ze daarvoor gebruikt. Dat soort mensen heeft de maatschappij volgens haar nodig, mensen die willen samenwerken en zo de maatschappij willen dienen bij het oplossen van de grote politieke en sociale problemen.

De school kan daar volgens Parkhurst een belangrijke bijdrage aan leveren als van die school een sociale gemeenschap gemaakt wordt waar leerlingen leren door het opdoen van ervaring. Dus geen school waar de kinderen moeten stilzitten en luisteren en waar het vooral de leerkracht is die aan het woord is, maar een school waar leerlingen zelf actief zijn en door die activiteiten zelf ervaring opdoen in leven, samenleven, werken en leren.
Om kinderen op school te leren leven, samenleven, werken en leren en om het onderwijs effectiever te maken is er volgens Parkhurst ‘slechts’ een relatief simpele, economische reorganisatie van de school nodig.

Haar vooral intuïtieve kennis over kinderlijke ontwikkeling leerde haar dat het in het onderwijs effectief is om leerlingen verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van het eigen werk. Kinderen zijn actief, willen leren en willen werken. Ze zien dat volwassenen werken en dat is precies wat zij zelf ook willen. Parkhurst maakt van kinderen kleine ondernemers met ‘aangenomen werk’. Ze geeft leerlingen werk, een taak. En die taak wordt als een soort contract aangegaan. Leerlingen mogen die taak in vrijheid naar eigen inzicht uitvoeren, maar dragen daarvoor ook verantwoordelijkheid.
Parkhurst denkt daarmee de sleutel in handen te hebben van een opvoeding van kinderen tot de door haar zo gewenste ‘fearless human beings’.

En waar veel onderwijsvernieuwers uit haar tijd erop wijzen dat het onderwijs vernieuwd moet worden door de onderwijsinhoud te veranderen, door aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen, door het onderwijs in projectvorm aan te bieden, door meer aan beroepsvoorbereiding te doen, zegt Parkhurst dat het vooral efficiënter kan als het schoolwerk verpakt wordt in taken die leerlingen in vrijheid zelfstandig als ‘aangenomen werk’ uit kunnen voeren.

En waarom dit effectief is legt Parkhurst uit aan de hand van twee acties: ‘the liberation of the pupil’ (het ‘bevrijden’ van de leerling) en de ‘socialization of the school’ (de socialisatie van de school). ‘Freedom’ (vrijheid) en ‘interaction of group life’ (socialisatie) zijn voor haar twee belangrijke, werkzame principes in het onderwijs.

Parkhurst gaat ervan uit dat leerlingen willen leren, zich willen ontwikkelen. En als leerlingen interessant werk krijgen, dat ze naar eigen inzicht mogen uitvoeren en waarbij ze, net als in het gewone leven, anderen mogen raadplegen als ze er even niet uitkomen, dan wordt er effectief gewerkt.
Vrijheid is voor Parkhurst dus niet ‘mogen doen wat je wil’. Onverantwoordelijk, egoïstisch handelen is, volgens haar, een teken van onvrijheid. In vrijheid handelen betekent verantwoordelijk handelen. Pas dan zorgt vrijheid voor ervaring en ervaring voor leren. Vrijheid impliceert voor Parkhurst dus ook zelfstandigheid. Een kind dat in vrijheid werkt, werkt zelfstandig.

Het bieden van (keuze)vrijheid leidt zo tot plezieriger en leerzamer onderwijs, niet alleen met het oog op de prestaties in de schoolvakken, maar ook ten aanzien van de gewoonten om onafhankelijk te denken en te handelen.

In tegenstelling tot haar eigen schooltijd, toen de leerlingen veel lesjes kregen en veel op elkaar en op de leerkracht moesten wachten, adviseert Parkhurst alle blokkades op te heffen, die kinderen van het werk houden. Parkhurst schaft de schoolbel en het rooster af en geeft kinderen de tijd om door te werken. Ook leerkrachten moeten zich terughoudend opstellen. ‘Stay out of the way of the children’ is haar advies aan leerkrachten. Sta zelf ook niet in de weg. Parkhurst is niet tegen een leraar die instructie geeft, maar het lijkt er, volgens haar, op dat leraren vinden dat ze vooral zelf druk in de weer moeten zijn. Parkhurst vraagt aandacht voor een minder prominente, meer begeleidende rol van leerkrachten. Voor haar is het vooral de leerling die actief moet zijn. Ze zegt zelfs dat iemands tijd afpakken een vorm van slavernij is. Leerlingen moeten niet wachten op de leerkracht of wachten op een beurt, maar de gelegenheid krijgen om aan het werk te zijn en om de tijd zelf in te delen.

Het besef dat het effectief is om kinderen te laten werken aan interessante taken, die naar eigen inzicht ingepland en uitgevoerd mogen worden, is de unieke bijdrage van Parkhurst aan de onderwijsvernieuwing geweest.

De taken die leerlingen bij Parkhurst uitvoeren bevatten geen gemeenschappelijke groepsopdrachten. Het werken aan de taak is bij haar vooral een individuele aangelegenheid. Dat wil niet zeggen dat het onderwijs volgens het Dalton Plan van Parkhurst individualistisch of egocentrisch is en dat de leerlingen niet of nauwelijks met elkaar contact zouden hebben. Terwijl de leerling aan zijn taak werkt, functioneert hij, volgens Parkhurst, als een lid van de schoolgemeenschap. De leerlingen krijgen alle gelegenheid om met elkaar om te gaan, rekening te houden met elkaar en om zich verantwoordelijk te voelen voor het geheel. Parkhurst stelt geen beperkingen aan de sociale interactie in de klas. Deze socialiteit omschrijft Parkhurst als ‘interaction of group life’. Ze noemt het haar tweede principe. Ook gebruikt ze er wel het equivalente begrip ‘co-operation’.

Voor Parkhurst is ervaring leven, samenleven en werken. Het zorgt voor ontwikkeling, leren, rijping, oefening, verbetering en vorming. Ze houdt leerkrachten voor vertrouwen te hebben in dit proces. Als leerlingen interessante taken krijgen, waar ze nieuwsgierig naar zijn en die ze in vrijheid mogen uitvoeren en daarbij ook nog mogen communiceren met klasgenootjes, dan wordt er gewerkt en geleerd. Zo zitten kinderen in elkaar!

Het daltononderwijs van nu is niet hetzelfde als het Dalton Plan van Parkhurst. Of misschien juist wel? De praktijk van nu ziet er weliswaar niet hetzelfde uit als de praktijk van toen, maar omdat Parkhurst benadrukte dat er met haar gedachtegoed geëxperimenteerd moest worden – dat is de essentie van haar ideeën – moet het daltononderwijs van nu er wel anders uitzien dan het daltononderwijs van haarzelf, een kleine honderd jaar geleden. Er moet ontwikkeling en progressie zijn, die gebaseerd is op voortschrijdend inzicht en voortschrijdende ervaringen.
Het niet vastlopen in routinematig handelen, maar het kennis nemen van nieuwe ontwikkelingen en het kritisch beschouwen van de eigen daltonpraktijk hoort bij Dalton Plan, ook in de eenentwintigste eeuw.

Deel deze pagina

Uitgelicht