Het Dalton Laboratory Plan

Als Helen Parkhurst in 1904 in Waterville, Wisconsin op een eenmansschooltje gaat lesgeven zijn de eerste aanzetten van haar onderwijsideeën al te zien. Het verzet tegen het klassikale onderwijs dat zijzelf genoten heeft, leidt tot een zoektocht die leerlingen in het onderwijs ‘echte ervaringen’ (real experience) moet opleveren. De traditionele onderwijsinhoud (de overdracht van culture) staat voor Parkhurst daarbij niet ter discussie.

Wel wil ze die inhoud meer in overeenstemming brengen met de ervaringen van de leerlingen. Nog voor het schooljaar in Waterville begint, verbouwt ze het eenmansschooltje met hulp van de lokale timmerman. Een rommelhok wordt de plaats voor haar bureau en de schoolbanken worden uit de vloer geschroefd om er tafelgroepen mee te maken, die ze inricht als themahoeken (subject corners). Daar kunnen de kinderen onder begeleiding van de oudste klasgenoten aan taken werken, die Parkhurst ontwerpt.

Op de Edison School in Tacoma, Washington, een vijfklassige school, experimenteert Parkhurst in 1910 voor het eerst met vaklokalen (laboratories) en vakleerkrachten.In haar Laboratory Plan werkt ze jaarcontracten (contract jobs) uit die jonge leerlingen zelfs moeten ondertekenen om ze zo te leren de verantwoordelijkheid voor het werk te accepteren. Zulke jaarcontracten verdeelt ze vervolgens per vak inmaandtaken (assignments), die elk weer bestaan uit een twintigtal dagelijkse eenheden (units). De vorderingen worden op diverse grafieken (graphs) bijgehouden.

Binnen de taak creëert Parkhurs de vrijheid voor de leerling om eigen keuzes en een eigen leerprogramma te maken. Het kind deelt daarbij zelf zijn tijd in en krijgt zo zicht op het eigen leerproces. De vrijheid die het kind hierbij krijgt, is niet ongebonden. De leerling leert gedisciplineerd te werken en verantwoordelijkheid te dragen. Factoren die deze vrijheid belemmeren, moeten zoveel mogelijk worden ingeperkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor strakke roosters.

Voor Parkhurst is de school een sociale gemeenschap, waar kinderen samenwerken en elkaar helpen, maar waar ze ook verantwoordelijkheid leren dragen voor bijvoorbeeld de orde en discipline in het klaslokaal. Deze socialiteit noemt Parkhurst haar tweede basisprincipe.

De uitwerking van het Dalton Laboratory Plan is niet star. Het is geen systeem of methode. De leraar moet blijven experimenteren. Centraal staat dat de leerling zijn eigen leren ter hand neemt en dat hij daarbij in vrijheid kan handelen. Bij de uitwerking van haar ideeën zijn vooral rationaliteit en pragmatisme de leidende principes geweest.

Parkhurst zet aan tot het zoeken van doelmatige en efficiënte oplossingen voor het betekenisvol maken van onderwijs, het activeren van leerlingen, het samenwerken en het omgaan met verschillen in de klas. Het aanzetten tot die zoektocht is in de eenentwintigste eeuw nog steeds actueel en vernieuwend.

Daltononderwijs in Nederland

In 1924 bezoekt een commissie van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, met onder andere Philip Kohnstamm in de geledingen, een aantal experimentele daltonscholen in Engeland. De reis leidt tot de publicatie De toekomst van ons volksonderwijs II. Scholen met losser klasseverband en tot een aantal experimenten met daltononderwijs.

Sindsdien heeft daltononderwijs niet meer ontbroken op het palet van vernieuwingsonderwijs in Nederland. In 1931 wordt de Nederlandse Dalton Vereniging (NDV) opgericht. Tegenwoordig telt deze vereniging zo’n vierhonderd leden, een verrassend hoog aantal, gezien het feit dat Parkhurst in het buitenland nauwelijks navolging gekregen heeft.

René Berends

Deel deze pagina

Uitgelicht